De woningcorporatie: vriend of vijand?
01 oktober 2004 
in Wonen

De woningcorporatie: vriend of vijand?

Voor het ledenblad van de Jonge Socialisten in de PvdA (JS) schreef ik in 2004 een artikel over de vraag of woningcorporaties vriend of vijand zijn bij het streven naar betaalbaar wonen.

De Jonge Socialisten in de PvdA(JS) willen voor iedereen een betaalbare woning op een mooie plek. Dat is kort samengevat de kern van de vorig jaar aangenomen huisvestingsresolutie. Woningcorporaties zijn belangrijke partners bij de realisering van dit doel. De rol van de corporaties is binnen de JS echter niet onbetwist. Zijn woningcorporaties nu onze vriend of vijand bij het streven naar betaalbare woningen voor iedereen?

De woningcorporatie en de overheid

Vroeger, dat wil zeggen tot de jaren 80 van de vorige eeuw, was de rol van de woningcorporaties duidelijk. Nadat de overheid had bepaald waar welke woningen moesten komen, kregen de corporaties van diezelfde overheid geld toegestopt om deze woningen te bouwen en te verhuren.

Sinds de volkshuisvestingsnota van staatssecretaris Heerma uit 1989 is er echter veel veranderd. In het begin van de jaren 90 zijn de woningcorporaties financieel zelfstandig geworden. Subsidies voor het bouwen van huizen werden afgeschaft en de corporaties kunnen sindsdien voor een groot deel zelf hun beleid bepalen. Voor een groot deel, want sinds 1992 bestaat het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH). Dit is stapel regels waaraan woningcorporaties gehouden zijn. De belangrijkste regel is dat een corporatie zich alleen mag bezighouden met de volkshuisvesting. Bovendien moet men zich daarbij in de eerste plaats richten op mensen die zijn aangewezen op goedkope of aangepaste woningen.

In de praktijk loopt het soms net even iets anders. Er zijn woningcorporaties waar de directeur een extreem hoog salaris heeft. En er zijn ook corporaties die met hun geld liever de eigen huurders in de watten leggen dan dat men investeert in wijkvernieuwing. Bovendien weten sommige corporaties zich met hun nieuwe rol nog geen raad, en zetten zij zich, als waren het pubers, zo hard mogelijk tegen elke gemeente of rijksoverheid af. Het zijn deze corporaties die de hele sector in de afgelopen jaren een slecht imago hebben bezorgd.

De overheid is deels zelf schuldig aan deze gang van zaken. Aan de controle van woningcorporaties door het ministerie van VROM schort het nogal eens. Het verslag dat corporaties eenmaal per jaar naar het ministerie moeten opsturen verdwijnt daar vaak in een bureaula. Pas als gemeente of bewoners een noodkreet laten horen komt de controle echt op gang.

Wie is hier nu sociaal?

Ondanks enkele onwillige pubercorporaties en een gebrekkige controle zijn er ook woningcorporaties die hun werk wel goed doen. Ook de PvdA heeft onlangs ontdekt dat de huidige regels weliswaar niet optimaal zijn, maar dat zelfstandige corporaties wel degelijk een meerwaarde kunnen zijn.

Ook in de praktijk komt dat tot uiting. Neem de Groninger uitbreidingswijk Meerstad. De gemeente wil hier tot 2020 vooral dure woningen bouwen om rijke inwoners voor de stad te behouden. De woningcorporaties zijn bewust buiten het project gehouden, zo meldde een corporatiedirecteur tijdens een discussieavond over de nieuwe wijk. Goedkope woningen passen dan ook niet bij de doelstelling om rijke bewoners in de stad te houden. Gelukkig heeft woonstichting Nijestee het heft in eigen hand genomen en een stukje grond in het gebied aangekocht. Voor goedkope woningen moeten we dus niet bij de gemeente of de projectontwikkelaars zijn, maar de woningcorporatie.

Dit is slechts één voorbeeld, maar Groningen staat niet op zich. Veel steden in Nederland proberen rijke bewoners aan te trekken met dure villawijken. Aan negatieve effecten zoals een toenemende segregatie wordt voorbijgegaan. Vaak zijn het hier niet de gemeenten, maar juist de woningcorporaties die verder kijken dan de eigen belangen reiken.

De Grote Beweging

Zelfstandige woningcorporaties kunnen dus wel degelijk socialer zijn dan de overheid. Tegelijkertijd kunnen we na meer dan tien jaar praktijkervaring wel stellen dat de huidige regels voor woningcorporaties niet altijd even goed werken. Mede daarom zijn minister Dekker van VROM en Aedes, de koepelorganisatie van de woningcorporaties, sinds het najaar van 2003 hierover met elkaar in gesprek. Zij doen dit onder de noemer De Grote Beweging. De drie grote gespreksthema’s zijn het huurbeleid, de relatie overheid-woningcorporatie en het vermogen van de corporaties.

Huurbeleid

Het huurbeleid regelt de hoogte van de huren. Nu is het nog zo dat de jaarlijkse huurstijging is gekoppeld aan de inflatie. Minister Dekker wil dit echter veranderen. Haar voorstel is om de huren marktconform op te waarderen. Wat de gek er voor geeft dus. De woningcorporaties, die daardoor extra geld gaan verdienen, moeten dan wel de huursubsidie voor lage inkomensgroepen gaan betalen. Dat lijkt mooi. De overheid hoeft zo geen geld meer te reserveren voor huursubsidie, en desondanks gaan de lagere inkomensgroepen er niet op achteruit. Zij worden immers door de corporaties gecompenseerd voor de hoge huren. Er zitten echter vele adders onder het gras. Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer een corporatie failliet gaat? Gaat VROM dan alsnog de huursubsidie betalen? En wat gebeurt er met de oude wijken? Worden de hoge inkomensgroepen hier weggejaagd zodat winkels en andere voorzieningen failliet gaan? Op al dit soort vragen heeft minister Dekker tot nu toe nog geen antwoord. De JS gelukkig al wel. Vorig jaar is er op het congres in Den Haag een resolutie aangenomen waarin gepleit wordt voor gelijkblijvende huren, maar met een toeslag voor de hogere inkomens. Ook wordt in de resolutie opgemerkt dat voorkomen moet worden dat mensen met hogere inkomens massaal de oude wijken verlaten.

De relatie tussen overheid en woningcorporatie

Ook de wettelijke regels voor woningcorporaties zijn onderwerp van discussie. Dekker en Aedes willen vooral minder regels en meer eigen verantwoordelijkheid voor de corporaties. Eigenlijk is dat een verkeerde discussie en zou het gesprek over het (beter) functioneren van de woningcorporaties moeten gaan. Een goed voorstel wat ook door de JS toegejuicht zou moeten worden heeft betrekking op de controle van corporaties. Waar dat nu vooral door de bureauladen van VROM gebeurt, zouden lokale partijen dit moeten overnemen. Gemeente, bewoners en bijvoorbeeld de ondernemers van het wijkwinkelcentrum zijn immers de partijen waarvoor een corporatie eigenlijk aan het werk is. Zij kunnen dus als geen ander de controle op zich nemen.

Het vermogen van de woningcorporaties

Het derde belangrijke onderdeel van De Grote Beweging is het vermogen van de woningcorporaties. Als je het geld van alle corporaties bij elkaar optelt krijg je een bedrag met veel nullen. Het probleem is dat woningcorporaties die veel moeten investeren (zoals in de oude wijken van veel steden) vaak te weinig geld hebben, terwijl corporaties met minder problemen in hun gebied (zoals in Wassenaar) vaak geld over hebben waar ze niets mee doen. Het beste zou zijn om rijke corporaties belasting te laten betalen, waarmee andere corporaties nuttige dingen kunnen doen. Een voorstel daartoe heeft het onlangs in de Tweede Kamer echter niet gehaald. Toch moet er verevening plaatsvinden. Dit kan gemakkelijker worden door het verevenen van geld belastingvrij te maken, en bovendien het overleg hierover tussen de corporaties te stimuleren. Ook dat zou de JS moeten uitdragen.

Tot slot

Hoewel het huidige kabinet niet de naam heeft naar kritiek te luisteren valt er wel degelijk eer te behalen aan het ontwikkelen van alternatieven. Ook veel corporaties, wetenschappers en kamerleden zijn ontevreden over de huidige voorstellen van VROM en Aedes. Een goede reden dus om ook als JS actief alternatieven uit te dragen. Als er betere voorstellen komen dan de huidige kunnen de woningcorporaties namelijk wel eens onze beste vrienden worden in het streven naar goede huisvesting voor iedereen.

Dit artikel van Ritske Dankert werd gepubliceerd in Lava, oktober 2004.