Bottom-up leefbaarheid in krimpdorpen

Bevolkingsdaling, zo langzamerhand lijkt het ook in gebieden die (nog) niet krimpen geen eng woord meer. Ik zeg lijkt, wat soms hoor je nog steeds mensen praten over het bestrijden van krimp. Liefst door extra woningen en bedrijventerreinen te bouwen. In de meeste gemeenten ligt die irrealistische discussie gelukkig achter ons, en kan men zich concentreren op de vraag: hoe nu verder? De voorzieningen in een dorp zijn daarbij een belangrijk thema. Hoe moet je omgaan met minder klanten en bezoekers?

Clusteren van voorzieningen
Gemeenten kiezen een zeer verschillende aanpak bij het maken van beleid over de voorzieningen in hun dorpskernen. De gemeente Borger-Odoorn kiest bijvoorbeeld duidelijk voor het clusteren van voorzieningen in de grotere dorpen. De gemeente is van mening dat de kwaliteit van voorzieningen als een basisschool voorop moet staan. In kleine dorpen betekent dat dat de toekomst van het dorpshuis en de school niet gegarandeerd zijn. Wanneer het inwonertal daalt, zal men naar een naburig dorp moeten reizen voor de meeste dagelijkse voorzieningen.

Elk dorp zijn eigen voorziening
Een heel andere aanpak kiezen veel gemeenten in Friesland. Hier wordt vaak als uitgangspunt genomen dat dorpen in ieder geval één voorziening over moeten houden. Dat kan betekenen dat de bibliotheek alleen open blijft in dorp A, terwijl het dorpshuis voor dorp B behouden blijft. In Littenseradiel is zelfs geopperd om de basisschool op te splitsen in een onderbouwschool en een bovenbouwschool. Zo krijgen twee dorpen elk hun eigen ‘halve school’.

Van top-down naar bottom-up en van voorzieningen naar leefbaarheid
Welke oplossing ook gekozen wordt, opvallend is dat de keuze voor clustering of spreiding van voorzieningen veelal top-down wordt gemaakt. Ook valt op dat de focus al snel op de voorzieningen an-sich ligt. Om beleid te maken waar krimpdorpen echt beter van worden ligt het voor de hand om veel meer naar de achterliggende doelen te kijken. Veelal functioneren voorzieningen in de eerste plaats als ontmoetingsplek. Op die manier worden de sociale verbanden in een dorp onderhouden en versterkt. En dat is uiteindelijk wat grotendeels de leefbaarheid in een krimpdorp bepaald.

Bottom-up initiatief: wie volgt?
Welke voorzieningen een dorp nodig heeft om de leefbaarheid op peil te houden kunnen bewoners dan ook het beste zelf aangeven. Het is afhankelijk van hun behoeften, doelen en eigen inbreng. Een mooi voorbeeld van bottom-up initiatief is de ondernemer die een landelijke functie voor kunst- en ontwerponderwijs in het voormalige dorpscafé combineert met een wekelijks restaurant voor de inwoners van het dorp (Wongema). Wie volgt?