Via nieuwe Wro en Wabo naar Omgevingswet
15 april 2012 
in Ruimte

Via nieuwe Wro en Wabo naar Omgevingswet

Afgelopen maand heb ik eindelijk mijn studieboek over ruimtelijk ordeningsrecht maar eens bij het oud papier gedaan. Het boek was 1998 nieuw en nuttig, maar inmiddels hopeloos verouderd. Toen ik in 2002 bij de provincie Zuid-Holland een checklist voor duurzame bestemmingsplannen ontwierp was dat nog onder het regime van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). In mijn afsluitende rapportage blikte ik destijds vooruit op de situatie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van – toen nog – minister Pronk.

Wro
Inmiddels weten we dat de nieuwe (huidige) Wro niet door Pronk, maar een hele andere minister door het parlement is geloodst. De Wro maakte een einde aan het veelvuldig gebruik van de artikel 19 procedures: bouwen in afwijking van het bestemmingsplan. In plaats daarvan zijn er nu strengere regels die veroudering van bestemmingsplannen moeten tegengaan. En het projectbesluit is in vergelijking met voorganger ‘artikel 19 procedure’ een stuk onaantrekkelijker. De nieuwe Wro wordt met wisselend succes toegepast. Uit een studie van Oranjewoud blijkt dat vooral provincies positief zijn over vermindering van de regeldruk. Bij de gemeenten is men hierover veel minder positief. Voor procesversnelling heeft de Wro nog niet direct gezorgd. De juridische procedures mogen sneller zijn, plannen hangen vaak alsnog op financiële of politieke mitsen en maren.

Wabo
Sinds 2010 is ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. In deze wet wordt geregeld dat iedereen die iets wil bouwen daarvoor geen twee, drie of vier vergunningen nodig heeft, maar slechts één. Ook deze wet wordt nog met wisselend succes toegepast. Het feit dat gemeenten nu ‘backoffice’ de afstemming tussen verschillende aspecten van één omgevingsvergunning moeten organiseren, werkt nog niet overal even soepel. Belangrijk punt van kritiek op de werking van de Wabo is daarnaast dat verschillende wetten weliswaar zijn samengevoegd in één wet, maar dat daarmee de regeldruk niet is afgenomen. Ruimtelijke plannen moeten grotendeels nog altijd aan dezelfde soort regels voldoen als voor de samenvoeging van wetten in de Wabo.

Omgevingswet
Terwijl de praktijk nog volop bezig is met het implementeren van Wro en Wabo is het ministerie van IenM alweer met de overtreffende trap bezig: de Omgevingswet. In de Omgevingswet moeten ten minste 15 wetten op het gebied van ruimtelijke ordening worden samengevoegd. Critici vrezen een herhaling van de Wabo-samenvoeging: minder wetten, maar geen afnemende regeldruk. Het is niet ondenkbaar dat deze critici grotendeels gelijk gaan krijgen. Al was het maar omdat een deel van de huidige regelgeving voortkomt uit Europese verdragen die ook in de Omgevingswet een plek moeten krijgen.

Ruimte voor meer plannen en minder juridiseren?
Ondanks de kritiek op de Omgevingswet in wording zijn er twee belangrijke lichtpunten. Ten eerste zorgt de Omgevingswet ervoor dat – net als nu al met de Wabo – niet de plannenmakers, maar de controleurs van plannen de afstemming tussen verschillende regels moeten borgen. Plannenmakers krijgen weer de ruimte om creatief te zijn en hoeven vervolgens maar één vergunning aan te vragen. Het is aan de controleurs van plannen om te organiseren dat alle aspecten van het omgevingsrecht in die vergunning terechtkomen. Belangrijker nog is het feit dat door het omgevingsrecht samen te brengen in één wet veel inconsistenties binnen de huidige regelgeving aan het licht zullen komen. Zoals ook professor Frans Tonnaer niet nalaat te benadrukken, kan dat ervoor zorgen dat professionals binnen de ruimtelijke ordening eindelijk weer het overzicht krijgen over hun eigen wettelijk kader. Zou het niet mooi zijn wanneer dat ruimte schept om minder te juridisering en meer te plannen?