Duurzaamheid in het bestemmingsplan
15 januari 2003 
in Ruimte

Duurzaamheid in het bestemmingsplan

Duurzaamheid is er in vele soorten en maten. Daardoor is het lastig om een bestemmingsplan te toetsen op het criterium duurzaamheid. Tijdens een stage vanuit de NHTV internationale hogeschool Breda heb ik een checklist ontwikkeld voor de provincie Zuid-Holland. In deze checklist wordt, op basis van het vigerende provinciale beleid, een afweging gemaakt over het belang van de verschillende vormen van duurzaamheid. Provinciale planadviseurs kunnen de checklist gebruiken voor een quickscan van de mate duurzaamheid in een bestemmingsplan.

Aanleiding

In maart 2002 is door provinciale staten (PS) de Nota Planbeoordeling 2002 vastgesteld. Deze nota vormt een deel van het toetsingskader dat door de Afdeling Ruimtelijk Beheer (ARB) van de provincie gebruikt wordt voor het toetsen van ruimtelijke plannen van gemeenten. In vergelijking met vorige edities is in de Nota Planbeoordeling van 2002 meer aandacht voor duurzaamheid. Bij het toetsen van ruimtelijke plannen op het aspect duurzaamheid zijn een tweetal zaken van belang. Ten eerste moet voorkomen worden dat het begrip duurzaamheid een containerbegrip wordt. Ook moet er een oplossing worden gevonden voor situaties waarin verschillende vormen van duurzaamheid elkaar in de weg zitten. Voorbeeld daarvan is de beperking die de eis van ‘landschappelijke inpassing’ oplegt aan het bouwen in hoge dichtheden. In deze situaties moet dus een keuze gemaakt worden. Hieronder zal als eerste worden ingegaan op het begrip duurzaamheid. Daarna komen de keuzes die tussen verschillende aspecten van duurzaamheid gemaakt moeten worden aan bod.

Duurzaamheid geconcretiseerd

Volgens de Dikke van Dale betekent duurzaamheid: geschikt om lang te bestaan. Met betrekking tot internationale beleidsvoering is het begrip in 1987 door de commissie Brundtland omschreven als een situatie waarbij een goed evenwicht wordt gezocht tussen ecologische, economische en sociale duurzaamheid.

Bij het vervullen van de primaire en (met name) de secundaire levensbehoeften maakt de mens gebruik van het milieu om hem/haar heen. Deze behoeften zijn zowel economisch als sociaal gericht. Op dit moment, zo stelt de commissie in 1987, maakt een groot deel van de mensheid op een te ingrijpende manier gebruik van het ecologisch systeem. Duurzame ontwikkeling kan alleen plaatsvinden wanneer haalbare normen worden gesteld met betrekking tot de ecologische mogelijkheden van onze wereld.

Met ‘haalbare normen’ worden hier normen bedoeld waarbinnen de ruimte voor economische en sociale groei niet wordt beperkt, maar waarbij geen afwenteling van milieuproblemen plaatsvindt. Deze definitie creëert een spanningsveld. De economische en sociale groei zal zich dus binnen de grenzen van het ecologisch systeem moeten afspelen. Voorkomen moet worden dat milieuproblemen worden afgewenteld naar een andere plaats of een andere tijd. Dit betekent in de praktijk dat het soms aanvaardbaar is om bijvoorbeeld een bos te kappen voor het bouwen van woningen en ergens anders weer ruimte voor natuur te creëren. Wel is het van belang dat de ecologische effecten van de woningbouw meegenomen worden in de kosten.

In de huidige beleidspraktijk zijn drie verschijningsvormen van duurzaamheid te onderscheiden: ecologische duurzaamheid als het gaat om ecologische waarden, economische duurzaamheid als het gaat om een zo efficiënt mogelijke productie en sociale duurzaamheid als het gaat om de leefkwaliteit van de mens. Hiermee worden zaken als sociale veiligheid en een schone woonomgeving bedoeld. Deze driedeling komt regelmatig terug in nota’s van de landelijke en provinciale overheden.

Welke duurzaamheid mag het zijn?

Er kan niet zomaar worden vastgesteld welke vorm van duurzaamheid het belangrijkste is. Uiteindelijk is dit een afweging die op basis van de politieke lijn van het moment wordt bepaald. Om in de checklist toch een richting aan te kunnen geven zijn een elftal verschillende soorten gebiedstyperingen opgesteld. Voor elk gebiedstype is vervolgens aangegeven welke vorm van duurzaamheid in zo’n gebied het belangrijkste is.

De gebiedstyperingen komen voort uit de activiteiten waarvoor de mens een bepaald gebied gebruikt. Er zijn in het onderzoek vier hoofdactiviteiten onderscheiden: wonen, werken, recreëren en zorgen. Vanuit deze hoofdactiviteiten komen de volgende elf gebiedstypen voort: stedelijke centra, suburbane woongebieden, kleine kernen, industriegebieden, kantoorlocaties, ‘grijze’ intensieve recreatiegebieden, ‘groene’ intensieve recreatiegebieden, clustergebieden voor zorg, landbouw- en veeteeltgebieden, kassengebieden en natuur-, ANL- en recreatiegebieden. Per gebiedstype verschilt het onderlinge belang van ecologische, economische en sociale duurzaamheidaspecten. Omdat de mens bij elke activiteit de natuur gebruikt dient ecologische duurzaamheid zoveel mogelijk te worden nagestreefd. In elk gebiedstype worden echter meer of minder eisen gesteld aan de economische en/of sociale duurzaamheid. Welke eisen dit zijn is vastgesteld op basis van de Nota Planbeoordeling, en op basis van diverse publicaties van het ministerie van VROM en de provincie Zuid-Holland. Vervolgens is naar aanleiding hiervan voor elke gebiedstype een checklist opgesteld.

Checklist in de praktijk

De checklist is te gebruiken als toetsingskader bij het adviseren over ontwerp-bestemmingsplannen en bij het goedkeuren van een vastgesteld bestemmingsplan. Ook kan met de checklist de mate van duurzaamheid van vigerende bestemmingsplannen bepaald worden. Daarnaast kan de checklist als handreiking worden gebruikt bij het opstellen van een bestemmingsplan. Door de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zal, als deze herziening door de politiek wordt aangenomen, de laatste functie belangrijker worden. Goedkeuring achteraf wordt in de nieuwe Wro namelijk vervangen door een meer actieve rol van de provincie tijdens de bestemmingsplanprocedure.

De checklist in perspectief

Naar aanleiding van het gedane onderzoek kan geconcludeerd worden dat de checklist alleen werkt binnen de manier waarop de overheid kijkt naar het begrip duurzaamheid. In het onderzoek is uitgegaan van de definitie in het huidige beleid De manier waarop het begrip duurzaamheid geïnterpreteerd moet worden dient echter kritisch bekeken te worden. Belangrijke aanbevelingen die uit het onderzoek volgen zijn verder om de gebiedstypen in een kaartbeeld vast te leggen en de kansen die het werken met gebiedstypologieën biedt ook in de ruimtelijke plannen van de provincie toe te passen.

Dit artikel werd geschreven door Ritske Dankert in januari 2003, op basis van een stage bij de Provincie Zuid-Holland.

Duurzaamheid in Het Bestemmingsplan

Duurzaamheid Rapport