Gaat het toch nog lukken met Lelystad?
31 maart 2012 
in Ruimte

Gaat het toch nog lukken met Lelystad?

In het boek van Joris van Casteren komt Lelystad er niet best van af. En de auteur weet waarover hij schrijft. Hij kwam in 1976 als baby naar Lelystad en groeide er op. Uit zijn boek spreekt een oneindige troosteloosheid. Na het lezen van ‘Lelystad’ kun je niet anders dan tot de conclusie komen dat de ruimtelijke planning hier gefaald heeft. Toch gloort er misschien nog wel hoop aan de horizon. Dat komt dan door de Hanzelijn, Lelystad Airport en de vernieuwing van het stadshart.

Ooit was het de bedoeling om het spoor Amsterdam – Lelystad via Emmeloord door te trekken naar Groningen. Het is er nooit van gekomen. Daardoor bleef Lelystad lange tijd het eindpunt van een stoptrein. Door de aanleg van de Hanzelijn wordt Lelystad nu via Zwolle alsnog verbonden met het oosten van het land. Vanaf eind dit jaar zullen veel mensen die nog nooit in de polder zijn geweest vanuit de trein met Lelystad kunnen kennismaken.

Om die kennismaking positief te laten uitpakken werkt Lelystad aan de vernieuwing van haar stadshart. Een groot deel van het centrum is daarvoor gesloopt. En wat er voor terugkomt, is een combinatie van wonen, werken en uitgaan. Met uitdagende en moderne architectuur die je niet direct in Lelystad verwacht. Met het nieuwe stadshart is Lelystad straks niet alleen meer een plek om te wonen, maar ook om als reiziger zomaar een keer uit de trein te stappen en een dagje uit te zijn.

En dan zijn er ook nog de plannen voor het vliegveld. Al vanaf 2015 zou Lelystad Airport toeristische vluchten van Schiphol kunnen overnemen. In 2020 kunnen er volgens de plannen jaarlijks ongeveer 40.000 vliegtuigen aankomen of vertrekken. Dat brengt niet alleen veel mensen naar Lelystad, maar ook nieuwe banen. En die zijn extra welkom in een stad waar nu veel inwoners elke dag de tocht naar hun werk in Amsterdam maken.

In Lelystad komen op dit moment grootschalige stedelijke herstructurering in het stadshart, de aanleg van nieuwe spoorwegen en de mogelijke komst van 40.000 vliegbewegingen bij elkaar. Dat biedt perspectief voor de stad die al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in permanente crisis verkeerd. Of is de veronderstelling dat het straks beter wordt een voorbeeld van ongebreideld planologisch optimisme?