De eigen straat als oase in de woestijn

Artikel uit 2001

Daar waar de bewoners van de nieuwe vinex-locaties over het algemeen
zeer tevreden zijn over hun woningen, zijn de deskundigen op het gebied
van de ruimtelijke ordening minder blij met de manier waarop aan de vierde
nota extra inhoud wordt gegeven.

Om nu direct te stellen dat de bewoners het zelf toch wel beter zullen weten dan de deskundigen is wat al te kort door de bocht. Ook de eerste bewoners van de naoorlogse hoogbouw waren zeer te spreken over hun nieuwe woonplek: “Het lijkt hier wel een dorp, zo groen, en de stad is toch dichtbij” sprak een bewoonster bij de ingebruikname van een flat in Amsterdam (Teleac/NOT, 2000). Hieruit blijkt dat ook tevreden bewoners nu, problemen in de toekomst niet uitsluiten. Aan de andere kant kan ook niet gesteld worden dat bewoners geen zinnige uitspraken kunnen doen over hun leefomgeving. Bewoners zijn immers ervaringsdeskundigen bij uitstek. Overheden bieden burgers steeds vaker de mogelijkheid om, naast de wettelijk geregelde inspraak, mee te praten over de ruimtelijke ordening van hun buurt of wijk.

Vanwaar dan toch de totaal verschillende gedachten over de Vinex? Deskundigen kijken op een heel andere manier naar de Vinex-wijken dan de bewoners. Waar ‘duurzaamheid’ en ‘verscheidenheid’ onder planologen en stedebouwers momenteel belangrijke termen zijn, kijken de bewoners (vaak jonge tweeverdieners) vooral naar het hier en nu. Opvallend is dat, net als vijftig jaar geleden bij de naoorlogse bouw, de combinatie van groen en stad als een groot pluspunt van de eigen wijk wordt gezien: “sla ik linksaf, sta ik midden in de natuur, ga ik rechts sta ik in het centrum van een grote stad” zegt een inwoonster van de Vinex-wijk Ypenburg bij Den Haag hierover (Wemmers, z.j.). Ook de verbondenheid met de andere, ook nieuwe, bewoners speelt een rol:”Er zijn al heel wat vriendschappen ontstaan tijdens het opzetten van de tuinschuttingen”(Wemmers, z.j.).

Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat deskundigen en bewoners een Vinex-locatie op verschillende manieren beoordelen. Dit wordt in beeld gebracht in figuur 1 en 2 (zie hiernaast). Bewoners kijken vooral naar de eigen straat (sociale contacten), en ervaren dit als positief. Ook kijken ze naar de combinatie van landelijk gebied en stedelijk gebied in de buurt. Omdat vrijwel alle Vinex-bewoners een auto hebben, hebben zij geen last van de over het algemeen slechte voorzieningen voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. Vanuit het perspectief van de bewoners kan de eigen straat worden beschouwd als een oase in de Vinex-woestijn waarbij aan de randen van de woestijn het landelijk en stedelijk gebied opdoemen.

Zoals hierboven al genoemd heeft de gemiddelde Vinex-bewoner de beschikking over een auto. Dit biedt hen de mogelijkheid om verder van de eigen woning te gaan winkelen of te werken. De meeste jongeren richten hun blik, net als de deskundigen, meer op hun directe woonomgeving. Door de slechte infrastructuur voor langzaam verkeer en openbaar vervoer (Met het openbaar vervoer ben je vanuit Gouda sneller op Utrecht CS dan vanuit Leidsche Rijn (Gonny ten Haaft e.a., 2001)) is voor jongeren op Vinex-locaties vrijwel onmogelijk. Met name omdat ze hierdoor niet uit ‘de woestijn’ kunnen komen.

Op de vraag wat de kwaliteit van een Vinexplan voor jongeren inhoud kun je gezien bovenstaande kort zijn: voor deze groep is een Vinexlocatie niet bepaald de perfecte woonlocatie. In tegenstelling tot de Vinex-bewoners zijn de meeste jongeren, aangewezen op de fiets en het openbaar vervoer. Daardoor is het handig om dicht bij voorzieningen te wonen zodat deze toch nog snel (per fiets) te bereiken zijn. Ook wonen in de buurt van openbaar vervoer knooppunten is handig.

Bronnen

Teleac/NOT Nederland in 2030, aflevering: de ruimtelijke ordening, televisieserie. 2000.
Gonny ten Haaft e.a. Wonen in Nederland, Trouw dossier nr. 7. Amsterdam, maart 2001
Esther Wemmers Dolgelukkig in een Vinex-wijk, artikel uit de Telegraaf    [z.j.]

Ritske Dankert schreef dit artikel in april 2001.